Overslaan en naar de inhoud gaan
#Moore Law #HR legal

Bestuurders, onderaannemers en werknemers in het vizier met nieuw deel van het Burgerlijk Wetboek

maandag 19/02/2024

Op 1 februari 2024 werd Boek 6 Burgerlijk Wetboek (Boek 6 BW) aangenomen. Deze nieuwe wet concentreert zich op buitencontractuele aansprakelijkheid en verruimt de aansprakelijkheid van hulppersonen, zoals bestuurders, onderaannemers en werknemers. Dit artikel bekijkt de impact van deze verruiming en merkt op dat de wetgever nog steeds bepaalde beschermingsmogelijkheden voor hulppersonen biedt.

Op 1 februari 2024 werd de tekst van Boek 6 Burgerlijk Wetboek (hierna “Boek 6 BW”) door de plenaire vergadering van de Kamer aangenomen. Het initiële wetsontwerp van Boek 6 Burgerlijk Wetboek dateert van 8 maart 2023.

Boek 6 BW focust op de buitencontractuele aansprakelijkheid. Het vervangt dan ook de befaamde artikelen 1382 tot 1386bis van het oude Burgerlijk Wetboek.

De grote controverse ligt hier in een verruiming van de buitencontractuele aansprakelijkheid van hulppersonen. Een benadeelde partij kan voortaan kiezen tussen een contractuele vordering lastens haar contractant of een buitencontractuele vordering lastens diens hulppersoon. Hiermee wordt een einde gestelde aan de quasi-immuniteit van de hulppersonen.

De nieuwe wetgeving heeft dus een bijzondere impact op de aansprakelijkheid van bestuurders, onderaannemers en werknemers, typevoorbeelden van hulppersonen. Zo zullen bestuurders rechtstreeks buitencontractueel aangesproken kunnen worden door contractspartijen van de bestuurde vennootschap.

In dit artikel gaan we even nader in op deze verruimde buitencontractuele aansprakelijkheid van hulppersonen, waarbij we zullen vaststellen dat de wetgever gelukkig nog wat mogelijkheden laat om hulppersonen te beschermen.

Welke hulppersonen?

Volgens het Hof van Cassatie (Cass. 12 maart 2020, RW 2020-21, afl. 21, 81) betreft een hulppersoon een natuurlijke persoon of rechtspersoon “die door de schuldenaar van een contractuele verbintenis belast wordt met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van deze verbintenis, ongeacht of hij deze verbintenis uitvoert voor eigen rekening en in eigen naam, dan wel voor rekening en in naam van de schuldenaar”.

Wie enkel de materiële omstandigheden tot stand brengt die een schuldenaar toelaten zijn verbintenissen na te komen of enkel hiervoor hulpgoederen ter beschikking stelt is echter geen hulppersoon (Cass. 7 februari 2020, RGAR 2020, 15.719).

Onder meer bestuurders van vennootschappen, vertegenwoordigers, onderaannemers en werknemers kunnen dus als hulppersonen beschouwd worden.

Welke verandering betekent Boek 6 BW voor hulppersonen?

De hulppersonen worden thans geviseerd in art. 6.3, §2 BW. Het goedgekeurde artikel stelt met name:

  • § 2. Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.
  • Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.
  • De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf 1.

Concreet betekent dit dat een benadeeld persoon (het slachtoffer van een fout) zich niet langer alleen tot zijn contractpartij zal kunnen richten, maar ook tot de hulppersoon van zijn contractspartij, om zijn schade te verhalen.

Men trachtte in Boek 6 BW een evenwicht te vinden tussen enerzijds de vrijheid van handelen en ondernemen, die economische actoren moet toelaten om hun activiteiten te ontplooien, en anderzijds het recht op zekerheid dat de benadeelde moet toelaten een vergoeding te bekomen voor de schade die hij door deze activiteiten geleden heeft (Mvt, wetsontwerp houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl St 2022-2023, nr. 3213/001, 5).

Met het nieuwe Boek 6 BW heeft de wetgever dus bewust een einde gesteld aan de quasi-immuniteit van de hulppersonen, zoals deze momenteel wel geldt (Mvt, wetsontwerp houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl St 2022-2023, nr. 3213/001, 32). Naast kritiek op de technische-juridische onderbouwing van de quasi-immuniteit, meende de wetgever tevens dat deze quasi-immuniteit in sommige gevallen bijzonder onredelijk is ten aanzien van een benadeelde. Men dacht hierbij onder meer aan een bouwwerf waarbij een onderaannemer fouten begaat bij de uitvoering van de werken, maar waar de hoofdaannemer failliet gaat. De bouwheer heeft in die situatie enkel een contract met de failliete hoofdaannemer en zou zich onder het huidige recht bijgevolg niet kunnen richten tot de onderaannemer die de fouten beging, behoudens enkele zeer beperkte uitzonderingen (Mvt, wetsontwerp houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl St 2022-2023, nr. 3213/001, 32-33).

Daar waar tot op heden hulppersonen enkel aangesproken kunnen worden indien de hen ten laste gelegde fout een misdrijf is of een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsplicht die op hen rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt (Cass. 12 maart 2020, RW2020-21, afl. 21, 81), zal dit vanaf de inwerkingtreding van Boek 6 (cfr. infra) dus niet langer het geval zijn.

De vraag stelt zich hoe strikt art. 6.3, §2 BW – “tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten” – gelezen moet worden. Een strike lezing zou ertoe zou kunnen leiden dat een benadeelde enkel de directe hulppersoon van zijn medecontractant kan aanspraken en niet de hulppersoon van de hulppersoon. De voorbereidingen van de wet geven hieromtrent geen duidelijkheid. Volgens sommigen wordt ook de situatie waarbij een hoofdaannemer beroep doet op onderaannemer, die op zijn beurt weer beroep doet op een (onder)onderaannemer, wel degelijk door Boek 6 BW geregeld. Zo zou, waar tot heden de benadeelde zich zou richten tot de hoofdaannemer, welke vervolgens een regresvordering heeft op de onderaannemer, welke dan weer een regresvordering heeft op de (onder)onderaannemer, de benadeelde zich toch onmiddellijk kunnen richten tot de aannemer die de eigenlijke fout beging wat in de praktijk tot minder vorderingen moeten leiden (I. Samoy en S. Van Eerkert, “De terechte afschaffing van het samenloopverbod en de leer van de quasi-immuniteit van de hulppersoon: ander en beter”, RW 2023-24, nr. 11, 440).

Bestuurders van vennootschappen, onderaannemers, vertegenwoordigers, werknemers ed. zullen dus rechtstreeks buitencontractueel aangesproken kunnen worden door een benadeelde met wie zij zelf in wezen geen contract hebben.

Een bestuurder die besluit een contractuele verplichting van de bestuurde vennootschap niet uit te voeren, een onderaannemer die bij de uitvoering van zijn werkzaamheden een fout begaat, of een werknemer die bij de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst een gewoonlijk voorkomende lichte fout begaat, zullen dus wél rechtstreeks door de benadeelde partij aangesproken kunnen worden.

Hierbij is wél voorzien dat hulppersonen ten aanzien van de benadeelde dezelfde verweermiddelen als hun opdrachtgever kunnen inroepen. De wetgever achtte het immers redelijk dat men tegen de hulppersoon niet meer rechten kan uitoefenen dan tegen de opdrachtgever, en dat de hulppersonen tot niet meer gehouden is dan wat hun opdrachtgever zou zijn (Mvt, wetsontwerp houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl St2022-2023, nr. 3213/001, 34).

De verweermiddelen die hulppersonen aldus kunnen inroepen omvatten in de eerste plaats de verweermiddelen welke voortvloeien uit het contract van de opdrachtgever met de benadeelde, welke zo een derdenwerking verkrijgen.Voor de goede orde, ook in art. 5.89 BW was reeds voorzien dat hulppersonen zich kunnen beroepen op het bevrijdingsbeding dat voorzien is in het contract tussen de benadeelde en de opdrachtgever.

Ook de verweermiddelen uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract kunnen door hulppersonen ingeroepen worden. Denk maar aan grenzen welke voorzien zijn in het WVV inzake de bestuurdersaansprakelijkheid.

Voor schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of als gevolg van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken, kunnen de verweermiddelen dan weer niet ingeroepen worden (art. 6.3, §1 BW).

Initieel voorzag het wetsontwerp niet dat een hulppersoon tegen de benadeelde de verweermiddelen kan inroepen welke de hulppersoon tegen zijn opdrachtgever kan inroepen. Een aansprakelijkheidsbeperking op grond van het contract tussen de hulppersoon en diens opdrachtgever, kon initieel niet aan de derde-benadeelde tegengeworpen worden. Bij publicatie van het initiële wetsvoorstel kwam hierop onmiddellijk kritiek, nu dit een sterke verruiming van de aansprakelijkheid van de hulppersonen zou betekenen.

Bij het amendement van 15 januari 2024 heeft de wetgever alsnog besloten dat ook de verweermiddelen die voortvloeien uit het contract tussen de opdrachtgever en de hulppersoon door deze laatste t.a.v. de benadeelde ingeroepen kunnen worden (Mvt, wetsontwerp houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl St 2023-2024, nr. 3213/010, 3). Ook hier geldt dat hulppersonen zich ten aanzien van een benadeelde niet kunnen beroepen uit de aansprakelijkheidsbeperkingen op basis van hun eigen contract met hun opdrachtgever indien er sprake is van opzet of van de aantasting van een fysieke of psychische integriteit.

Let wel, Boek 6 BW laat de toepassing van andere wetgeving onverlet (art. 6.2 BW). Zo behouden werknemers hun aansprakelijkheidsbeperking onder art. 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet (lex specialis). De regel dat werknemers door een klant van hun werkgever enkel aangesproken kunnen worden voor grove fouten of gewoonlijk voorkomende lichte fouten, blijft dus behouden (art. 18 Arbeidsovereenkomstenwet), maar Boek 6 BW zorgt er voor dat in tegenstelling tot voorheen werknemers sneller en vaker geviseerd kunnen worden door een benadeelde nu hun gewoonlijke bescherming tegen derden wegvalt.

Vanaf wanneer is Boek 6 BW van toepassing?

De wet zal in werking treden op de eerste dag van de zesde maand na de maand waarin de wet bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad. Men lijkt hierbij 1 januari 2025 als datum van inwerkingtreding voorop te stellen, maar we houden de concrete datum uiteraard voor u in het oog.

Belangrijk is alvast dat art. 44 van de wet houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek stelt dat de bepalingen van dit Boek 6 van toepassing zullen zijn op feitendie zich voordoen ná de inwerkingtreding van de wet.

Boek 6 is bijgevolg niet van toepassing op toekomstige gevolgen van feiten die zich hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van de wet.

De focus ligt hierbij op de “feiten”, zodat de nieuwe bepalingen van Boek 6 BW ook op bestaande contracten van toepassing zullen zijn. Het recht van toepassing op buitencontractuele aansprakelijkheid is immers het recht van toepassing op het ogenblik van het schadeveroorzakend handelen (T. Vancoppernolle, Intertemporeel recht, Intersentia, 2019, 157 en 800). Dit houdt dus risico’s in gezien dit tot gevolg heeft dat partijen die destijds een contract sloten met in hun achterhoofd de immuniteit van de uitvoeringsagent als regel, bij een fout van een hulppersoon ná de inwerkingtreding van de wet, toch met een aansprakelijkheid van de hulppersoon geconfronteerd kunnen worden.

Wat kunnen we tegen de uitbreiding van aansprakelijkheid doen?

In de commentaren op het Boek 6 BW die zich her en der reeds verspreiden, wordt reeds opgemerkt dat de mogelijkheid om zich rechtstreeks tot hulppersonen te richten vermoedelijk aangewend zal worden om de druk op de eigenlijke contractspartij te verhogen of om bijkomende informatie te verkrijgen door een wig te drijven tussen de contractspartij en diens hulppersoon.

De bepalingen van Boek 6 BW zijn echter van aanvullend recht, tenzij uit de tekst of draagwijdte ervan zou blijken dat ze geheel of gedeeltelijk een karakter van dwingend recht of van openbare orde hebben (art. 6.1 BW). Art. 6.3, §2 BW stelt eveneens dat de mogelijkheid om zich tot de hulppersonen te richten bestaat “tenzij de wet of het contract anders bepaalt”. Hiermee sluit Boek 6 BW dan ook aan bij het heersende recht waarin geldt dat partijen bij contract hun buitencontractuele aansprakelijkheid in bepaalde mate kunnen uitsluiten of beperken (Mvt, wetsontwerp houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl St 2022-2023, nr. 3213/001, 16).

Ook art. 5.89, §1 BW bevestigt reeds dat partijen contractueel kunnen voorzien dat de buitencontractuele aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk uitgesloten wordt, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen. Worden bijvoorbeeld nog steeds voor niet-geschreven gehouden (art. 5.89, §1 BW): bedingen die een schuldenaar bevrijden van zijn opzettelijke fout of van die van een persoon voor wie hij moet instaan, of bedingen die een schuldenaar zouden bevrijden van zijn fout of van die van een persoon voor wie hij moet instaan, wanneer die fout het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantast.

Voortaan zal het niet alleen van belang zijn om de contractuele aansprakelijkheid goed te regelen, zoals reeds het geval was, maar moet men bij het sluiten van contracten ook onmiddellijk aandacht besteden aan de buitencontractuele aansprakelijkheid. Aangezien het Boek 6 BW ook van toepassing zal zijn op bestaande contracten, is het aangewezen om nu reeds deze bestaande contracten, zowel deze tussen de hulppersoon en de opdrachtgever, als deze tussen de opdrachtgever en de benadeelde, te herbekijken om latere verrassingen te vermijden.

In de eerste plaats denken we hier aan de contracten tussen een opdrachtgever en diens klanten, waarin enerzijds de aansprakelijkheid van de opdrachtgever, t.a.v. de klant, beperkt of uitgesloten wordt, en waarin anderzijds ook buitencontractuele vorderingen van klanten ten aanzien van hulppersonen kunnen worden beperkt of uitgesloten.

Ten tweede komt het ons voor dat ook de contracten tussen de opdrachtgever en diens hulppersoon onder de loep genomen moeten worden, zo bijvoorbeeld managementovereenkomsten. Hierin kan eveneens in bepaalde mate een aansprakelijkheidsbeperking of -uitsluiting voorzien worden.

Langs de andere zijde, zal het ook als klant voortaan belangrijk zijn om de contractuele bepalingen ook goed na te gaan teneinde de eigen rechten op hulppersonen van de contractspartij nader te kunnen bepalen.

Conclusie

De invoering van Boek 6 BW vormt een uitbreiding van de aansprakelijkheid van hulppersonen. Vanaf de inwerkingtreding ervan - waarvan de verwachte datum 1 januari 2025 is, maar welke nog niet vaststaat - zal de quasi-immuniteit van hulppersonen opgeheven worden. Een benadeelde kan kiezen tussen de opdrachtgever en de hulppersoon om zijn schade te verhalen en kan derhalve de hulppersoon rechtstreeks buitencontractueel aanspreken.

Voor onder meer bestuurders betekent dit dus dat zij voortaan in het vizier komen van de contractspartijen van de vennootschappen die zij besturen.

De hulppersonen kunnen ten aanzien van deze benadeelden de verweermiddelen inroepen die zij kunnen putten uit het contract tussen de benadeelde en de opdrachtgever, of uit het contract tussen de hulppersoon en de opdrachtgever, of uit de wet.

Gelukkig laat de wetgever in Boek 6 BW wel enige ruimte om de buitencontractuele aansprakelijkheden van hulppersonen contractueel te gaan beperken of uit te sluiten.

Aangezien de voormelde wijzigingen ook van toepassing zullen zijn op bestaande contracten, is het aangewezen om niet alleen in nieuwe contracten hierop te anticiperen, maar ook om de reeds bestaande contracten aan te passen.

Heeft u nog vragen? Onze experts helpen u graag verder. Neem contact op met één van onze advocaten via onderstaande knoppen.

Neem contact op met één van onze advocaten

Tom Vanraes

Tom Vanraes

Managing Partner - Advocaat

Contact
Bernd Bogaerts

Bernd Bogaerts

Senior Manager - Advocaat

Contact